U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zeuven"
Resultaten 1 - 20 van 75
- achterkleinkind: Hai het al zeuven aachterklainkinder (Emmer Compascuum)
- anstört: Een slag was - as het heilmaol vol was - zes of zeuven anstört (Barger Oosterveld)
- beslaon: Het sportveld beslag wel zeuven bunder (Gasselte)
- boon: Zeuven bonen, negen man/Hemdrok oet en dan der achteran
- börst: Hie kun zeuven klem veur de börst hebben; dat is bij het törfgraven een koel van zeuven klemmen en (Geesbrug)
- börst: Zo hoge as de borst was zaten er zeuven klem törf (Pesse)
- brugge: Zeuven uur is het brukkies eten
- dagloon: Het dagloon was zeuven stuver (Hoogeveen)
- daimt: Het stuk grond, woor mien opa op boerde, was zeuven daimt (Valthermond)
- deurhouwer: Een krabber of deurhouwer is een soort harke mit vief of zeuven briede taanden umme het laand in het (Elim)
- dienen I: Hij mus um zeuven uur dienen (Klazienaveen)
- dròk: as een hond, die zeuven potties likken mut (Ruinerwold)
- fezanthaan: Ik zag ien fezanthaan met zeuven fezanthennen (Sleen)
- geil: *De geile man verspeult maor één keer in zeuven jaor
- gezicht I: zeuven dagen slecht weer (Zuidwolde)
- gezicht I: een gezicht van zeuven olde lappen (Roderwolde)
- Grönniger I: *Grönningers bint met zeuven peerden oet de klei trökken (Borger)
- haan: Het is wat te zeggen, zeuven kiepen en de hane an het leggen
- haan: Zeuven hounder en een haon, daor kan een boer niet van bestaon (Rolde)
- half I: Hij was half zeuven