U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zicht"
Resultaten 1 - 20 van 21
- bakhoes: kaant anbouwd met een vuurmond in het bakhoes. En der stund een zicht um het meel te zeven en meel u (Emmen)
- èende: Het ende is nog niet in zicht (Diever)
- klienmeel: Het meel dat deur 'n peerdehaoren zicht kommen is, is klienmeel (Emmen)
- sikkel: zicht
- zicht I: Een oog har hij neit veul zicht meer in
- zicht I: De ogen wordt neit beter, het zicht wordt minder (Vries)
- zicht I: Der was slecht zicht, het was mistig (Coevorden)
- zicht I: Hij hef er goed zicht op
- zicht I: Der is gien zicht op, het lek niks
- zicht I: Mien vrouw had een paar jassen op zicht metnummen (Exlo)
- zicht I: Nee, heur, der is nog niks in het zicht
- zicht I: Hij hef zo'n hoge hege veur het hoes staon, dat e het hele zicht kwiet is (Hijken)
- zicht I: Wij hadden een mooi zicht op dat bos (Een)
- zicht I: Wij hebt nog wat in het zicht
- zicht II: Er waren bij oes een paor boeren, die meiden met de zicht, de rest dee het met de zwao (Drouwen)
- zicht II: Een zicht oethouwen
- zicht II: De halve maon, dat is een zicht
- zicht III: Een zicht um het meel te zeven (Emmen)
- zicht III: As de zicht kepot was, muken wij der een windhoepel van (Sleen)
- zichten III: Gemalen koren dat zicht is, nuimt wie bloum (Barger Oosterveld)