U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zichten"
Resultaten 1 - 10 van 10
- langwielig: Krodde zichten was een laankwielig wark (Havelte)
- lochtig: Die thee is zo luchtig, daor kuj wel bonen deur zichten
- mulzicht: Mulzichten dat bint zichten um het maal te zichten, van peerdehaor (Pesse)
- mulzicht: Vroeger wurden zichten van haor makt, dat waren mulzichten (Emmen)
- zicht I: Wij moet een paar zichten opzetten
- zichten I: Zichten is horizontaal maken (Barger Oosterveld)
- zichten II: Ik docht dat wie in het lest van de weke begunnen konden te zichten (Valthermond)
- zichten II: Do ik zichten leerd heb, zat ik er eerst maal in te hakken (Een)
- zichten II: Vrouger gungen ze naor de klaai op hen zichten
- zichten II: Een half daimt was een dagwaark bie koren zichten (Gieterveen)