U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ziede"
Resultaten 1 - 13 van 13
- halsdoek: Vrouwlu hadden een halsdoekien, die was vaak van ziede (Sleen)
- metworst: Hij gooide mit ein metworst naor een ziede spek
- piep: Neem mij èven 2 piepies ziede met, een blauwe en een rooie (Ruinerwold)
- rouwroosien: Een rouwroosien was van zwarte crèpe stof of ziede maakt (Beilen)
- samt: De dochters van S. leupen in samp en ziede (Barger Compascuum)
- spinnen: Daor kuj wal ziede bij spinnen
- verlegen: Die ziede is verlegen
- worst: Hij gooit mit een worst naor een ziede spek
- zacht: Het is zo zacht as ziede (Zwartemeer)
- ziede II: Het is zo zaacht als ziede (Eexterveen)
- ziede II: Het hoeft niet allemaole ziede en fluweel te wèzen; as het mar knap en hiel is (Broekhuizen)
- ziede II: Hie spint er gien ziede bij
- ziede III: An die ziede huj niet langes (Klazienaveen)