U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zindelijk"
Resultaten 1 - 5 van 5
- gebakkien: Det jonk is miest wel zindelijk, mar zo nou en dan kriej nog ies een gebakkien in de broek; dan wach (Koekange)
- zindelijk: Het stinkt hier naor kattemiege; is dat biest nog niet zindelijk? (Nieuw Amsterdam)
- zindelijk: Hij döt nog al ies in de broek, hij is nog lang niet zindelijk (Gieten)
- zindelijk: Kleine kiender harren vrogger een piskussen van haverdoppen onder, zo lange as ze niet zindelijk war (Koekange)
- zindelijk: Die hadden het goed zindelijk in hoes (Zweelo)