U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zoer"
Resultaten 1 - 20 van 61
- appel: Boer, boer, wat smaekt oen appels zoer (Wapserveen)
- appel: Daor komp een schip met zoer appelties an/ Wat kost ze dan?/Ien cent, twie cent/Twie cent is mij veu (Oosterhesselen)
- bekalken: Wij moet dat laand bekalken, het is zo zoer (Sleen)
- bietensnieder: Jan keek aordig zoer, toen Knelis met de bietensnieder gung strieken
- boer I: ger giet as 'n örgel/Van burger naor boer giet zoer (Padhuis)
- broodzetting: Bie zoer brood maoken mot er een dag van te veuren een broodzetting maokt worden (Valthermond)
- dichttrekken: Die wien was zo zoer dat de gaten in de hozen ervan dichttrökken (Borger)
- drabs: zo zoer as drabse (Ruinen)
- drem II: Het is zo zoer as drem (Pesse)
- droeve: Van iene, die er wat verwachtte en de kouse op de kop kreeg, wör wel ezegd: de droeven waren zoer (Wapserveen)
- edik: Die appelmoes is zo zoer as edik (Balloo)
- eelmodder: zoer
- fitse: Knelis keek niet op een fitsien, nooit was het hum te slim, te zoer
- foei: Foi, foi, wat heb ik het zoer had (Sleen)
- foezel: De brij is zoer, geef die foezel maar an de varkens (Ruinerwold)
- gezicht I: Hij hef een gezicht, hij kon wel in de snei gescheten hebben, ...hij kon wel een week in het zoer ze (Klazienaveen)
- grammietig: grammietig zoer (Emmer Erfscheidenveen)
- grommelschoer: De locht kek zoer, zee de boer/Wij kriegt nog vast een grommelschoer (Coevorden)
- gruunpèens: Wat bi'j toch een gruunwagen, die appels bint zo zoer as eek (De Wijk)
- hakselsnien: Hakselsnien was zoer wark (Padhuis)