U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zolten"
Resultaten 1 - 7 van 7
- pekeln: zolten
- pepern: Dat met moej goed pepern en zolten, zeden ze as het met op de taofel oetspreid lag (Sleen)
- schier: Dei schinke is schier zolt, het is te stark zolten (Barger Compascuum)
- zolten: Ie mut het vleis nog zolten (Broekhuizen)
- zolten: het zwien nog zolten (Eelde)
- zolten: de sniebonen nog zolten (Balloo)
- zolten: Hij hef een rejale hand van zolten