U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zover"
Resultaten 1 - 10 van 10
- gerechtigheid: Tot zover gaait mien gerechtigheid (Eexterveen)
- ingriepen: Toen het zover kwam, mus de regering ingriepen (Vledder)
- karf: Wij hebt een karf deur de rogge meid; zover mot het er eerst of (Hijken)
- offer: Hij hef heelwat offers bracht um het zover te schoppen; hij hef het niet cadeau kregen (Hooghalen)
- verraon: Veurdat het zover was, hef hij al de hiele boel verraon (Padhuis)
- zover: Zover wil ik noe ok weer nich gaon (Barger Oosterveld)
- zover: Zij bunt noch nich zover (Barger Compascuum)
- zover: Tot zover kan ik je wal begriepen, mar dan he'k er mute met (Oosterhesselen)
- zover: Veur zover wij het bekieken kunt, hew genog (Grolloo)
- zowied: zover