U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zult"
Resultaten 1 - 20 van 202
- achter I: De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)
- achterummekiekertien: Ie zult wel niks kriegen mien jong as een schienvat met 'n achterummekiekertien
- Adam: Adam, ie zult waarken. Ja vae, ik zal, maar liever niet (Wapserveen)
- Adam: Adam, gij zult adammen
- anankern: Wat komt ze laat weer, zie zult wal argens anankern (Oosterhesselen)
- anhorten: Wij zult even wat anhorten (Dwingelo)
- anlopen II: lop hoger an, wij zult wel winter kriegen
- anmanen: Wij zult hum is weer anmanen, as ie ok is betalen wil (Kerkenveld)
- antapel: Die kiender bint zoe antapelig, wij zult wel slecht weer kriegen (Broekhuizen)
- antien: Wij zult even antien (Hollandscheveld)
- anzien II: Wij zult det nog èven anzien en dan zuw wel beslissen (Ruinerwold)
- bankschroeve: Wij zult hum de baankschroeven anzetten
- begunsel: Aj niet weet, wat aj doen zult, dan hej hier een begunseltien; brei die moffe mar of (Broekhuizen)
- belanden: Wij kent die weg hier niet goed, maor wij zult wel argens belanden (Noordscheschut)
- bels I: Een lawaai, ij zult er bels van worden (Schoonlo)
- beprakkezeren: Ik moet is even beprakkezeren, wat wij mörgen eten zult (Gasselte)
- bezien: Wij zult het is bezein (Eelde)
- biebelkundig: De biebelkundigen zult er wal weer aans over denken (Zwinderen)
- bijleggen: Wij zult daor wel wat geld bijleggen (Gieten)
- boek I: Wij zult ies een boekien over hum lösdoen (Dwingelo)