U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwèeien"
Resultaten 1 - 4 van 4
- stikstofpuut: Mien pap meug geern mit de stikstofpuut zwèeien. Het gevolg: liggerig koren (Westdorp)
- zwaaihaak: zwèeien
- zwèeien: Hij stiet veur het raam te zwèeien (Erica)
- zwèeien: Laot dat ding niet zo hen en weer zwèeien (Balloo)