U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwad"
Resultaten 1 - 20 van 21
- bedreugen: As het gres in het zwad wat bedreugd is, wordt het lösgooid (Sleen)
- deuroren: zwad
- gaarriegel: Aj een nei zwad begunt, dan moej eerst een gaarriegel maken, dan valt ze tegen mekaar (Beilen)
- gaarriegel: De gaereslaegen doej, aj wèerummemeien, tegen het zwad langes (Smilde)
- gie: Ien meibreedte is een zwad, twie is een sprie en vier is een gie (Coevorden)
- mad: Honderd tree lang en dartig zwad, dat is 'n maaiers mad
- ofwellen: Ik mut dat zwad eerst nog ofwellen (Coevorden)
- opheuien: As het heui nog gewoon in het zwad lag, mus ie alles opheuien in zwillegies (Hijken)
- umleggen: Wie mouten dai zwad mor even omleggen
- umtrekken: Het gres dat in het zwad lag, mussen wij eerst umtrekken en later strèeien (Sleen)
- vuren III: Hij vuurt een groot zwad
- wad: zwad
- weersem: Het heui lig eerst in het zwad, dan in weersen
- zwad: Dat zwad moet nog ofweld worden (Eelde)
- zwad: Wie mouten nog ain zwad maaien, om heur weer in te kommen
- zwad: Een zwad kuj keren, anhalen en umkeren en ij kunt oet het zwad strèeien (Sleen)
- zwad: Het gras lig in het zwad
- zwad: Een dubbel zwad
- zwad: Een nei zwad anhalen
- zwad: Een zwad opmaaien