U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwierig"
Resultaten 1 - 4 van 4
- zwierig: Hij lop er zwierig over (Grolloo)
- zwierig: Muj det peerd is zwierig zien lopen (Koekange)
- zwierig: Hij staait er zwierig op (Roderwolde)
- zwierig: Ze kamde de krullen, die heur aaltied zo zwierig um het heufd hungen