U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwieten"
Resultaten 1 - 3 van 3
- taoien: De dèlestaamper um de dèle te taoien, net zo lange, tutdat hij begunde te zwieten (Zuidwolde)
- wilwark: Dat voetballen is wilwark; as ze zo mussen zwieten bij het wark, dan staakten ze (Odoorn)
- zelvemelk: Zelvemelk was um warm te worden of umme te zwieten (Hoogeveen)