aanrecht -en, dehet

Ook: anrecht

  1. aanrecht

    Het petereulielochie steit op het (a)anrecht (Vries)

    De vrouw stun veur het aanrecht de koppies te wassen (Buinen)

    Zie ook:
  2. latwerk buitenshuis, soms om melkbussen, potten en pannen enz. op te drogen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...