Spellingvarianten als bij: achter I
aan de achterzijde, achter in een ruimte
Hij hef de wind van achter
je moet kinderen niet om te ingewikkelde boodschappen sturen: ze komen met verkeerde spullen terug (Hgv);
Haal mij stoffer en blik even van achter (Zuidwolde)
De manlu bint aachter an het wark (Diever)
Disse deur kuj niet in, ij moet achter wezen (Sleen)
Hij komp aachter van de streek
een slecht horloge
Ik bin achter oetkommen
een beschuit
Aachter op deel
bijdehand
Wij hebt de zwienhokken achter in het hoes (Wijster)
Achter op het dak is nog een minne stee (Wapserveen)
Aachter an de Brink (Dwingelo)
later dan de werkelijke tijd
Dei klokke is achter (Barger Compascuum)
geet achter (Hijken)
aan het eind
Hij kwaamp aachter in de middag (Wapserveen)
Hie luip achter in de riegel (Emmer Compascuum)
in achterstand
Hij is wat aachter op schooul (Norg)
De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)
achterop
Vroeger waren de mensen oet een dörp achter bij de stadsmensen (Borger)
Deur zien zeeikte was e zien heeile leven aachter (Eext)
Dat kind zal net as de andern ok wal achter wezen
zie ook
*Wat e veur häf, dat häf e nich achter
samen
Het isleeiver aachter as veur
voor telw.
Ie kiekt er wal achter, maor nooit in (Gieterveen)
Van achter kiek ie de ko in het gat
en
achtern