achter I bijwoord

Spellingvarianten als bij: achter I

  1. aan de achterzijde, achter in een ruimte

    Hij hef de wind van achter

    je moet kinderen niet om te ingewikkelde boodschappen sturen: ze komen met verkeerde spullen terug (Hgv);

    Haal mij stoffer en blik even van achter (Zuidwolde)

    De manlu bint aachter an het wark (Diever)

    Disse deur kuj niet in, ij moet achter wezen (Sleen)

    Hij komp aachter van de streek

    een slecht horloge

    Ik bin achter oetkommen

    een beschuit

    Aachter op deel

    bijdehand

    Wij hebt de zwienhokken achter in het hoes (Wijster)

    Achter op het dak is nog een minne stee (Wapserveen)

    Aachter an de Brink (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. later dan de werkelijke tijd

    Dei klokke is achter (Barger Compascuum)

    geet achter (Hijken)

    Zie ook:
  3. aan het eind

    Hij kwaamp aachter in de middag (Wapserveen)

    Hie luip achter in de riegel (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  4. in achterstand

    Hij is wat aachter op schooul (Norg)

    De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)

    Zie ook:
  5. achterop

    Vroeger waren de mensen oet een dörp achter bij de stadsmensen (Borger)

    Deur zien zeeikte was e zien heeile leven aachter (Eext)

    Dat kind zal net as de andern ok wal achter wezen

    zie ook

    *Wat e veur häf, dat häf e nich achter

    samen

    Het isleeiver aachter as veur

    voor telw.

    Ie kiekt er wal achter, maor nooit in (Gieterveen)

    Van achter kiek ie de ko in het gat

    en

    achtern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...