aanbinden, vastbinden
Ie mut dat peerd beter anbienden (Geesbrug)
Hij is kort an ebunden
beentje over bij schaatsen
Die vent moej kort anbinden, anders krieg ie nooit gien geld
een been om het been van een ander draaien en zo de ander laten vallen
Ik heb de koopman kört anbunden
een loer draaien, beentje lichten
Je moet de kinder beter anbinden
is er weer bovenop
dichten van zijkanten van een schuur met riet
De aole schuur mus neudig anbunden worden (Borger)
is zwanger
anbindsel
al bindend de maaier bijhouden
Keuj anbienden (Diever)
...een zende anbienden (Dwingelo)
aanleggen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hoe ik dat bij hum mudde anbin
den
even dansen
opbinden
Ik zal de pronkerse bonen even anbinden (Roderwolde)