angeven overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. aanreiken, overhandigen

    Wi'j mij de flesse èven angeven? (Broekhuizen)

    Kun ie dit èven bij oeze volk angeven? (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. aangifte doen, aanmelden

    Aj wat verleuren hebt, kuj het angeven (Wapse)

    Ik moet even hen het gemientehoes um het kind an te geven (Oosterhesselen)

    hen angeven

    zie ook

    Een zwien angeven veur het slachten (Schoonebeek)

    De hond angeven

    ze waren failliet

    Hij het het wel angeven bij de politie (Eelde)

    Zie ook:
  3. aanduiden

    Is het ok zo late as de klokke angef? (Hijken)

    Dat stait ook nait dudelk aangeven (Valthermond)

    Het regent neet det het wat angef

    de bijbel

    Zie ook:
  4. gebruik maken van(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    As het scheuvelies is meuj oe angeven (Ruinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...