aanjagen, aansporen
Koenen anjaegen
behoefte gedaan
De biethap is um der de kiender angst mit an te jagen (Ruinerwold)
Hij is der lelijk mit anjagd
[na het dorsen]
aandraaien(Zuidoost-Drenthe)
Jaag die schroef ies even an (Padhuis)
oprakelen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Ze gungen vuur anjagen (Hoogeveen)
aanrijden
Ze hebt mij vandage op die drokke weg anjagd (Klazienaveen)