anpakken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. aannemen

    Wist doe dit wel even anpakken? (Valthermond)

    As ze je wat geven wilt, moej het niet anpakken (Coevorden)

    Pak mor een stoel an

    bijna klaar

    Zie ook:
  2. hard werken

    Die man wet wel van anpakken (Elim)

    Aw met mekaar anpakt, is in een mum van tied de baan veegd (Exlo)

    Aj veuroet wilt in de wereld moej anpakken (Schoonebeek)

    Zie ook:
  3. te werk gaan

    Hoe zuw dat nou ies anpakken? (Meppel)

    Zie ook:
  4. onder handen nemen

    As der wat van die jongen terecht zal komen, mut ze hum ies goed anpakken (Noordscheschut)

    As ene van de beide zusters uut de tied komp, kan de femilie de aander nog neet anpakken

    betaald zetten

    Zie ook:
  5. ermee beginnen

    Hij hef het vandage pas anpakt (Sleen)

    Ik heb net een neie flesse bonen an epakt (Pesse)

    Wij hebt de schenk oet de wiemel haold; die wil wij vanmiddag anpakken

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...