anraken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. aanraken

    Daor moej niet anraken, want ik heb dat kommegien liemd (Oosterhesselen)

    Raak mij niet an, alles dut mij zeer (Schoonebeek)

    Hij mag heur niet eens meer anraken (Ruinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...