aanscherpen
Ik mur
eerst het potlood wat anscharpen (Ruinerwold)
De zende
anscharpen (Erica)
Die breeif is wat slap, die moej wat anschaarpen (Eext)
Zo kunden ze de stried nog wel anschaarpen (Eelde)
Hij lat zuk veur een dubbeltien een bonenstok op de kop anscharpen
dat verdient de voorkeur, is het beste (Wijs) .