anstrieken overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. aanstrijken

    Zie hebt de muren met cement anstreken (Sleen)

    Hij wol de lucifer anstrieken, mar hij was te slof. Het wol nich (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. slaag geven(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Hij was ondeugend en toen hef zien va hum der hunlijk wat anstreken (Barger Oosterveld)

    ...hum der een anstreken (Klazienaveen)

    Zie ook:
  3. komen aanvliegen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wat komp die vogel der mooi anstrieken

    wordt geslacht

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...