Spellingvarianten als bij: arf I
erfelijk
Die kwaole is arfelijk (Hoogeveen)
Dat gebrek is arfelijk (Emmen)
(bw.) altijd(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Zij hebt het eeuwig en arfelijk met mekaar in het gaoren
sufferd
Hij is ieuwig en arfelijk te laat (Sleen)