arfelijk bijvoeglijk naamwoord

Spellingvarianten als bij: arf I

  1. erfelijk

    Die kwaole is arfelijk (Hoogeveen)

    Dat gebrek is arfelijk (Emmen)

    Zie ook:
  2. (bw.) altijd(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zij hebt het eeuwig en arfelijk met mekaar in het gaoren

    sufferd

    Hij is ieuwig en arfelijk te laat (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...