bedondern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. misleiden, bedriegen

    Met die koop bin ik bedonderd (Schoonoord)

    *Aj een Jeude wilt bedondern, muj twee Drentse boeren mitnemen. Aj een goeie mitneemt, dan kuj mit i (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...