behangen II overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. behangen

    Griet hef mij hulpen de slaopkaomer behangen (Grolloo)

    Die kamer mot nog behangd worden (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. vol hangen met

    Dat wicht hef zuk hielmaol behangen

    zie ook

    Dat meisie is helemaole mit gold behangen (Hollandscheveld)

    Ze hebt de hiele kamer behangen met foto's (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...