op iets lopen
Het vloerklied is al aordig belopen, mar versleten is 't nog niet (Stieltjeskanaal)
Door is de grond wat stiever. Het is al wat meer belopen (Barger Compascuum)
bedragen
De scha belöp zo'n duzend gulden (Ruinerwold)
kan nog wel wat belopen (Uffelte)
inhalen
Die hond kan een haze belopen (Hoogeveen)
te vaak bezoeken, overlópen(Zuidwest-Drenthe)
Zij trekt veule op menaar an, zunder det ze menaar beloopt (Koekange)
Ie meut mekaar niet belopen (Ruinen)
in
Dat toentien is aordig belopen
proper, helder