beschot -ten, het
  1. houten wand

    Tussen de del en de kökken haj een beschot (Padhuis)

    Het koppiesrekkie duvelde van het beschot af

    Zie ook:
  2. opbrengst(Kop van Drenthe)

    De rogge was van het jaor niet zo best. Het was een slecht beschot (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  3. berekening

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...