bessem -s, de

Ook: bezzem, bessen

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. bezem

    Eigen schuld daj over de bessem valt (Ruinen)

    Hol de bessem der mor over

    eens goed terechtzetten

    Aine de bezzem der over holden

    in opstand komen (Eex), ...

    Den zuj wat met de bessem geven (Padhuis)

    *Neie bessems veegt schoon (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...