betern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk

Spellingvarianten als bij: beter

  1. genezen

    Zij kan niet meer bettern (Padhuis)

    Hij is an de beterende haand (Hijken)

    Zie ook:
  2. beter gaan leven

    Hij is van plan zuk te betern (Sleen)

    Hij hef zien lèven ebèterd (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...