bezet bijvoeglijk naamwoord
  1. bezet, vol

    Dei man is elke aovend bezet (Barger Compascuum)

    Hie hef het laand goed mit vee bezet (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. beklemd

    Hie hef aaid al last had van een bezette börst

    het jaar erna

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...