binden overgankelijk, sterk, werkwoord, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: bienden (Zuidwest-Drenthe)

  1. binden

    Dat dink muj wel mit een ende touw goed vaste bienden (Hoogeveen)

    De handen zint je bunden

    of iets , dat niet veel voorstelt

    Ik wil mij niet binden, ik wil vrij wezen (Padhuis)

    Zie ook:
  2. van een band voorzien

    Ik moe nog wel tien garms binden, veurdat ik kovvie drinken kan (Eext)

    Wij moet die tobbe veur het slachten nogwal even binden laoten

    Drentse koeien waren erg smal (Hgv);

    De hoepen mussen bunden worden

    je draagt de onaangename kanten van je bezit

    Binden gung as volgt: Er weurden zudden in 't ronde legd; die weurden met pietereulie ansteuken. As (Borger)

    Zie ook:
  3. afbinden voor het castreren en dan ook castreren

    Zij mut de bok nog bienden (Geesbrug)

    Zie ook:
  4. dik maken van soep etc. door toevoeging van bindmiddel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...