blok -ken, het, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: bluk (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. blok

    As het holt kepot mot, doej het in blokkies (Sleen)

    Olde meinsen waren vrogger vaeke een blok an het been (Diever)

    Wat een blok van een meid, dei het bainen as gebinten van een schure (Valthermond)

    Wij begonden gewoon te spitten of te stikken. Het wörde an blokken steuken, die op de wal egooid wÃ

    zie ook

    Een blok heui (Oosterhesselen)

    ... mizze (Emmer Compascuum)

    Een blok van een peerd (Hijken)

    ...koou (Eext)

    Bij het blokgooien haj een blok of blokkie (Smilde)

    Zie ook:
  2. veenplaats of stuk heideveld

    In het viefde blok bint ze an het wark (Padhuis)

    Zij hebt er ok nog een blok veld (Eext)

    Zie ook:
  3. katrol(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  4. offerblok

    Het blok wör licht in de kerk (Roderwolde)

    Zie ook:
  5. onderdeel aan de ploeg bij het werken met twee paarden (hy:zwz), zie ook

    klep

    Zie ook:
  6. huizenblok

    Ik loop nog even een blokkie um (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...