bochel
Hij haar een bochel as een schatvat (Roderwolde)
Hij hef zuk een bochel warkt (Barger Compascuum)
Ik lach mij een bochel
zie ook
kromming
Hij hef ok een mooie bochel in de vore (Klazienaveen)
Hij hef al weer een bochel in het rad (Drouwen)