boeg -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: boug (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. boeg van een schip

    De golven sleugen tegen de boeg (Beilen)

    Zie ook:
  2. Ze hadden nog hiel wat veur de boeg (Hoogeveen)

    Een schot veur de boeg (Zuidlaren)

    Zie ook:
  3. vlees- en spieraanzetting links en rechts voor op de borst van een paard, ook: borst van het paard

    Het pèerd hef de zeel te leeg veur de boeg (Sleen)

    Het peerd is van veuren kreupel; het zit hom in de boug (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...