boel -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: booul (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), bool (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. boedel, inboedel

    Nou de aol meinsen oet de tied bint, kunt de kinder de bool oet mekaar maken (Beilen)

    Wij hebt de boel goed verzekerd (Dwingelo)

    Ie treft het neet, ik hebbe de bool net aoveral

    geweldig dom

    Zie ook:
  2. boel

    Op de boouldag wordt de heeile booul verkocht (Eext)

    Het is door een dooie boel (Barger Oosterveld)

    Het wordt daor een misse bool, de kastelein de halve dag dronkend en zien vrouwe komp er van hartzè

    weet er niets van

    Zie ook:
  3. heel wat

    Zie hebt een boel an mekaar (Sleen)

    Det wordt een boel edaone

    zie ook

    Ik heb een boel knikkers wunnen (Coevorden)

    zie ook

    boedel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...