bonken
Het pèerd bonkt tegen de deur an, die hef moek an de bienen (Sleen)
Het haart bonkte mij in de keel (Emmer Erfscheidenveen)
de bovenste veenlaag verwijderen
Vrouger gungen ze bie winterdag hen bonken (Barger Oosterveld)
Ik mot dei putte eerst bonken (Barger Compascuum)
Het bonken gebeurde in de harfst (Drouwen)
gekruk, ziekte
ofbonken