bossen I onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: bostern (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), botsen (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. voor- en achterover bewegen, bijv. om op een stoel een kind in slaap te wiegen

    Dou mij het kind maor even an, ik zal het wel even in slaop bossen (Vries)

    Mit de kienderwagen, daor wörde ook mit hen en weer ebost (Havelte)

    en bij

    hossebossen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...