brink
De padjonges waren an het klobbe gooien op de brink (Havelte)
In de veenkolonies kennen wie gain brink (Valthermond)
Hie brengt mij over de brink
lieg ik in commissie
erf(Zuidwest-Drenthe Zuid)
De kalver stunden bij oens op de brink (Ruinerwold)
De varkens loopt op de brink
kennen geen medelijden (Rui) *