broes dehet
  1. schuim

    De honden kregen eerder de broes oet de zei (Sleen)

    Aj goed melkt, mutten op zien mienst 2 doem broes in de ummer staon (Ruinerwold)

    Hij was zo kwaod, hij had het broes op de bek staon (Erica)

    Hij is an de broes

    houdt bij het werken een hand in een broekzak

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...