brugge -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: brogge (Zuidwest-Drenthe), brug (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. Bij verkl.(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    -kk-

    Zie ook:
  2. brug

    Der komp een neie brug over het Lonerdiep (Balloo)

    Bij het brukkie moej even op mij wachten (Drouwen)

    Hie komp over de brugge

    van ieder die afweek van de normale burger

    Een under het brukkien hebben

    heeft lompe manier van praten

    Zie ook:
  3. boterham

    Mamma, ma'k een brokkie, ik heb zo'n honger (Dwingelo)

    Een dubbele brogge was twei vingers dikke (Smilde)

    Een opgemaokte brug

    komt in goede doen

    stoet

    In de bruggen

    een pak slaag

    De bruggen terecht hebben

    zie ook

    Zeuven uur is het brukkies eten

    bijv. gezegd van onderhoudswerk

    Hie haar de brug

    gen toe kreeg wel brood, maar geen warm eten (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...