daarde I rangtelwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: darde (Zuidwest-Drenthe), derde (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), daarderd (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. derde

    De daarde garst was veur de hèerschup, hie kwam met een schup en meuk een gat bij de daarde garf. D (Emmen)

    Hie hef het laand verhuurd op daarde garve (Sleen)

    Wij hebt het veur de daarde

    z. ook

    Hij is daarderd worden mit scheuvellopen (Sleen)

    ...daarde

    daar (Eext)

    daard (Roderwolde)

    daardes (Diever)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...