dapper
Niet elke soldaot is even dapper (Nieuw Dordrecht)
gezond, flink
Hij is 's morgens en 's aovends altied even dapper (Barger Oosterveld)
Hoe is het mit het olde meinse? Oh, die is nog goed dapper (Ruinerwold)
Dat is een dapper kèreltien, der zit duvel in (Sleen)
parmantig
Kiek oos wichien ies dapper stappen! (Hijken)
Hij is zo dapper as een schaopeluus (Koekange)
zwienloes (Norg)
een stoterse hane (Coevorden)
een iempie (Beilen)
een krielhaan
Joost