deksel
Het deksel rammelde op de kètel (Elim)
Woor is de deksel van dei panne? (Emmer Compascuum)
Hij kreeg de deksel op de neus (Eelde)
Geen pot zo scheef of der past wol een deksel op (Roswinkel)
Zo'n pot, zo'n deksel (Roderwolde)
bij het dorsen van een
stölp
lid