deurbieten overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. doorbijten

    Hij kan gien stro deurbieten

    helemaal niet kwaad

    Ik dacht, ik moet maor deurbieten met die koop (Gieten)

    De vissen wilt niet deurbieten (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...