deurdragen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. doordragen

    Die jas kun ie het hiele jaor wal deurdragen (Mantinge)

    Zie ook:
  2. bekletsen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie hebt hum mooi het darp deurdragen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...