Ook: dumeln (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), doemeln (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
duimen
Ik zal veur oe doemen, aj examen mut doen (Koekange)
op de duim zuigen
Het kind zit in de houke te doemen (Emmer Compascuum)
daar heb ik niet aan gedacht
doemzoegen