wild, dol
Hie hef der mit de dolle kop op ehouwd (Havelte)
Hol op! Ie zulden er dol van worden (Dwingelo)
De pinken hadden het veurjaor in de kop, ze waren zo dol! (Hoogeveen)
Ie moet niet op de dolle pof hen kopen gaon (Hijken)
Die hond is dol (Mantinge)
lijdend aan draaiziekte
Dolle schaop kiekt glazig oet de ogen (Sleen)
Bij dol moej het schaop een slag met een holten haomer veur de kop geven
een ander vragen om financiƫle ondersteuning
dodde