doden door op iets te gaan liggen
De motte döt niks as de biggen doodliggen (Hijken)
levenloos liggen
Wil ie daor wonen? Daor wil nog gien hond doodliggen (Ruinerwold)
(wederk.) te lang liggen
Die kerel lig altied zo lang op berre, hij kan hum wel doodliggen
z. ook