drillen
In dienst woj drild (Sleen)
opjagen
Zit toch niet zo te drillen (Hoogeveen)
in elkaar draaien van garen of touw
Bij het touwdreeien moej oppassen dat het niet giet drillen (Dwingelo)
opwinden van gesponnen garen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Het gaoren moej op die dreei klossies drillen (Eext)
draaien, dribbelen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Moej dend ies zien drillen met de kont
betast
Kind, gao non is even rustig zitten, hol ies op te drillen (Hijken)
Ze haar sloffen an en ze drilde der over (Roderwolde)
Dat kind drilt aal um mij toe (Mantinge)
onder de plak, in bedwang
drellen