Ook: doeren (Zuidoost-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
duren
Het kan uren duren, veurdaj der weer wegkomt (Sleen)
voortduren
Het doerde en doerde man, der kwam gien ende an (Barger Oosterveld)
uithouden
Hij stunk zo dat gieneine der bie kun doeren (Nieuw Schoonebeek)
goed blijven
Vleis in het zolt kan lange duren (Dwingelo)