duren I onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: doeren (Zuidoost-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. duren

    Het kan uren duren, veurdaj der weer wegkomt (Sleen)

    Zie ook:
  2. voortduren

    Het doerde en doerde man, der kwam gien ende an (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. uithouden

    Hij stunk zo dat gieneine der bie kun doeren (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  4. goed blijven

    Vleis in het zolt kan lange duren (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...